Afschaffing VAR en werken met zzp’ers

Nieuws

Ronald Muurlink
25 april 2016
Arbeidsrecht


Per 1 mei 2016 zal de bekende VAR-verklaring komen te vervallen. De wetgever is van mening dat de VAR-systematiek niet valt te handhaven en dat opdrachtgevers te weinig verantwoordelijkheid dragen. Als een opdrachtnemer een VAR-verklaring aan de opdrachtgever had verstrekt, dan was de opdrachtgever er zeker van dat hij niet achteraf aangesproken kon worden voor loonheffing en premies werknemersverzekeringen. Het probleem is dat vooraf de aanvraag van een VAR beperkt werd getoetst door de Belastingdienst en dat de werkzaamheden in de praktijk bleken af te wijken van de opgave aan de Belastingdienst. Daarnaast zijn er in de loop der jaren steeds meer zzp’ers bij gekomen, waardoor er feitelijk geen inhoudelijke toets vooraf plaatsvond. De vrijwarende werking van de VAR-verklaring brengt met zich dat de Belastingdienst met eventuele claims (belasting/premieheffing) niet terecht kan bij de opdrachtgever. De wetgever vindt dat onwenselijk, zodat de VAR wordt afgeschaft. Introductie modelovereenkomsten Onder het nieuwe systeem zijn opdrachtgever en zzp’er beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of een arbeidsrelatie leidt tot afdracht loonbelasting en premies. De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties introduceert een systeem waarin gebruik kan worden gemaakt van modelovereenkomsten. Deze modelovereenkomsten zijn vooraf goedgekeurd door de Belastingdienst. Op de website van de Belastingdienst is een aantal modelovereenkomsten terug te vinden. Het is ook mogelijk om een eigen model te gebruiken en deze vooraf ter goedkeuring voor te leggen aan de Belastingdienst. Als u dat doet, geeft u dan wel aan dat de overeenkomst niet wordt gepubliceerd. De administratieve druk zal naar verwachting toenemen, omdat met elke opdrachtgever een overeenkomst moet worden gesloten. Let op welke soort arbeidsverhouding Het valt in de praktijk niet mee om (altijd) eenvoudig de arbeidsverhouding te kwalificeren. Wanneer is er sprake van een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst? De Belastingdienst heeft een Handreiking DBA gepubliceerd op zijn website, waarin uiteen wordt gezet waarop gelet moet worden bij de beoordeling van een arbeidsverhouding. Als er sprake is van (1) een gezagsverhouding, (2) de verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid (3) tegen loon (4) gedurende zeker tijd, is voldaan aan de kernelementen van een arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst ontstaat van rechtswege. Het zal duidelijk zijn dat met name de gezagsverhouding (waarin een instructierecht is besloten) een element betreft dat in de praktijk tot kwalificatieproblemen kan leiden. Ook een opdrachtgever kan immers een instructie geven aan de opdrachtnemer (zzp’er). Feitelijke invulling van belang en gevolgen afwijking van de modelovereenkomst Van (doorslaggevend) belang is de feitelijke invulling die partijen geven aan de overeenkomst. Als daaruit volgt dat aan alle elementen voor een arbeidsovereenkomst is voldaan, is er ook sprake van een arbeidsovereenkomst. Dit ongeacht hoe de overeenkomst door partijen zelf is benoemd. Echter, de bedoeling van partijen is wel degelijk ook relevant voor de beoordeling van de arbeidsrelatie. Als de Belastingdienst de gebruikte modelovereenkomst goedkeurt, staat in beginsel vast dat de arbeidsverhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer geen dienstbetrekking voor de loonheffing oplevert. Echter, als vervolgens niet conform de modelovereenkomst wordt gewerkt, ontstaat er wel een loonheffings- en premieplicht, welke op het bordje van de opdrachtgever komt te liggen. De VAR en DBA zien op de fiscale aspecten van de arbeidsverhouding, maar arbeidsrechtelijk bezien zijn de consequenties in de regel groter. Als een arbeidsovereenkomst aanwezig is, dan heeft de werknemer een veel hogere bescherming (vergeleken met de opdrachtnemer). De werknemer geniet ontslagbescherming, er gelden vergaande verplichtingen tijdens ziekte, de werknemer kan een beroep doen op de werknemersverzekeringen, etc. Kortom, als de arbeidsverhouding niet goed wordt geduid, kunnen de consequenties groot zijn. Veel vragen over modelovereenkomst Het vervallen van de VAR en de introductie van modelovereenkomsten roept momenteel veel vragen in de praktijk op. Dat is ook niet zo gek, gelet op de risico’s die spelen als de beoordelingen niet goed plaatsvindt. Deze verandering komt bovenop de wijzigingen die het arbeidsrecht sinds vorig jaar heeft ondergaan. Het wordt er voor de ondernemer allemaal niet makkelijker op. De verwachting is dat de behoefte aan flexibele arbeidskrachten in de toekomst niet zal afnemen. Hoe vul je in de toekomst de arbeidsplaatsen binnen de onderneming in als sprake is van fluctuerend werkaanbod? Welke mogelijkheden zijn er voor wat betreft arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, uitzendovereenkomsten, payrolling, detachering en oproepovereenkomsten en welke risico’s zijn daaraan verbonden? Dit zijn allemaal vragen die zeer actueel zijn. Seminar afschaffen VAR en modelovereenkomsten vrijdag 13 mei 2016 Knuwer advocaten heeft in samenwerking met RSM op 30 maart jl. in het AFAS Stadion te Alkmaar een seminar gegeven waarin op bovenstaande onderwerpen nader is ingegaan. De opkomst maakt duidelijk dat er behoeft is aan duidelijkheid en uitleg over de systematiek, zodat tot een betere risico-inschatting kan worden gekomen. De lezing zal op vrijdag 13 mei 2016 nogmaals worden gegeven, maar dan te Heerhugowaard (Babylon). De lezing zal worden verzorgd door mr. Arthur Sweens en mr. Ronald Muurlink van Knuwer advocaten en mr. Timo Laan van (fiscaal jurist bij RSM). Indien u interesse heeft om bij deze workshop aanwezig te zijn, kunt u zich daarvoor aanmelden via receptie@knuwer.nl. Dit artikel is geschreven door mr. Ronald Muurlink. Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken dan kunt contact opnemen met Ronald Muurlink, advocaat arbeidsrecht muurlink@knuwer.nl of Arthur Sweens, advocaat ondernemingsrecht sweens@knuwer.nl