Het zal je maar gebeuren: eerst te maken krijgen met een gebrekkige levering of prestatie en vervolgens een schadevergoedings- of ontbindingsactie zien stranden op een beroep van dezelfde schuldenaar op schending van de klachtplicht. Toch gebeurt dit de laatste tijd steeds meer omdat de verkopers of dienstverleners zich steeds vaker beroepen op artikel 6:89 BW (algemeen) of 7:23 (non-conformiteit). Deze artikelen regelen dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie van de contractuele partij geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij die wederpartij ter zake heeft geprotesteerd. Een succesvol beroep op deze artikelen heeft verregaande gevolgen. Het recht is dan verloren gegaan om de schuldenaar aan te spreken. Dit gaat zelfs verder dan verjaring, omdat op deze wijze ook geen beroep meer op verrekening kan worden gedaan. Bovendien zijn de in acht te nemen termijn voor een succesvol beroep op schending van de klachtplicht vaak aanzienlijk korter dan die van een beroep op verjaring. Er is geen vaste termijn aan te geven waarbinnen moet worden geklaagd. De wet zegt hierover niets. Uit rechtspraak blijkt dat bij het vaststellen van de klachttermijn rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Soms kan dat al na enkele maanden zijn, soms na één of twee jaar. Echter nooit langer dan drie jaar. Belangrijk hierbij is de kenbaarheid van de afwijking, de deskundigheid van partijen, de onderlinge verhouding van partijen, de aanwezige juridische kennis, het eraan voorafgaand juridisch advies en, de laatste tijd steeds belangrijker, het nadeel als gevolg van het verstrijken van de tijd totdat tegen de afwijking is geprotesteerd. De enkele tijd die is verstreken tussen het tijdstip dat bekendheid met het gebrek bestaat of redelijkerwijs diende te bestaan en dat van het protest is dus een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend. Van belang is dat een beroep op schending van de klachtplicht in een procedure uitdrukkelijk moet worden gedaan. De rechter mag dit dus niet ambtshalve onderzoeken. Daarnaast heeft de Hoge Raad in 2014 bepaald dat de verkoper of dienstverlener moet stellen en bewijzen dat hij in zijn belang is geschaad doordat er te laat is geklaagd. Dit waarschijnlijk in een poging het (succesvolle) beroep dat de laatste jaren werd gedaan op schending van de klachtplicht iets terug te dringen, ook vanwege het ingrijpende gevolg van het te laat protesteren, namelijk het volledig vervallen van alle rechten. Resumerend is het van zeer groot belang om, indien men wordt geconfronteerd met een gebrekkige prestatie door een verkoper of een dienstverlener (aannemer, bank, architect etc.), dadelijk te klagen en vervolgens actie te ondernemen, om het gevaar is anders alle rechten kwijt te raken, ook al is er nog in het geheel geen sprake van een wettelijke verjaring. Anderzijds is het voor de wederpartij (de verkoper, aannemer) van belang, indien deze situatie zich voordoet, zo nodig te betwisten dat er tijdig is geklaagd. Ons kantoor helpt u graag bij het beoordelen of een dergelijk succesvol beroep aan de orde kan zijn. Dit artikel is geschreven door mr. Peter van Lingen.
Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken, dan kunt contact opnemen met ons kantoor.
Knuwer advocaten Alkmaar, Peter van Lingen, 072-5127117, petervanlingen@knuwer.nl
Knuwer advocaten Den Helder, Bart Mekkelholt, 0223-660114, mekkelholt@knuwer.nl