Einde arbeidsovereenkomst “per” 1 maart

Marieke Frank
16 februari 2021
Arbeidsrecht

Einde arbeidsovereenkomst “per” 1 maart

In mijn praktijk heb ik regelmatig te maken met ontslagzaken. Er blijkt dan nog wel eens verwarring te bestaan over de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. In een opzegbrief wordt dan opgenomen dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd per een bepaalde datum, bijvoorbeeld per 1 maart. De vraag is dan wat precies wordt verstaan onder “per” 1 maart. Eindigt de arbeidsovereenkomst dan op 28 februari of op 1 maart? Met andere woorden: is de laatste dag van het dienstverband 28 februari of 1 maart? In een vrij recente uitspraak van de Hoge Raad (van 5 februari 2021 met vindplaats ECLI:NL:HR:2021:188) heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op deze vraag. Het antwoord luidt: de arbeidsovereenkomst eindigt in dat geval op 28 februari om 24.00 uur. De laatste dag van het dienstverband is dus 28 februari.

 

In de praktijk zie ik geregeld voorkomen dat in een opzegbrief of vaststellingsovereenkomst vermeld wordt dat de arbeidsovereenkomst eindigt, bijvoorbeeld per 28 februari. Waarschijnlijk is dan bedoeld dat de laatste dag van het dienstverband 28 februari zal zijn. Maar je zou ook kunnen bepleiten dat 27 februari de laatste dag is. Om verwarring te voorkomen, raad ik daarom het volgende aan. Neem in een opzegbrief of in een vaststellingsovereenkomst niet alleen op per welke datum de arbeidsovereenkomst eindigt, maar ook wat de laatste dag van het dienstverband is. Dus bijvoorbeeld:

 

“De arbeidsovereenkomst eindigt per 1 maart 2021, zodat 28 februari 2021 de laatste dag van het dienstverband is.”

 

De vraag wanneer de arbeidsovereenkomst eindigt, kan van belang zijn in onder meer de volgende situatie. Wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, heeft de werknemer in beginsel recht op de wettelijke transitievergoeding. Als de werkgever deze wettelijke transitievergoeding niet betaalt, kan de werknemer betaling afdwingen via de rechter. De werknemer dient dan een verzoekschrift in bij de rechter. Zo’n verzoekschrift moet worden ingediend binnen 3 maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Deze termijn van 3 maanden is een vervaltermijn. Wanneer het verzoekschrift te laat wordt ingediend, heeft de werknemer pech. De rechter zal de werknemer dan niet-ontvankelijk verklaren. Dat wil zeggen dat het verzoekschrift niet in behandeling wordt genomen. Zelfs als de werknemer maar 1 minuut te laat is met het indienen van het verzoekschrift, zal niet-ontvankelijkheid volgen.

 

In de hiervoor vermelde zaak van de Hoge Raad was de arbeidsovereenkomst met een werkneemster opgezegd per 1 maart 2018. De werkneemster had op 30 mei 2018 een verzoekschrift ingediend bij de rechter. De vraag was of de werkneemster op tijd het verzoekschrift had ingediend, dus binnen 3 maanden na einde dienstverband. De Hoge Raad oordeelde dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 28 februari 2018 om 24.00 uur. De werkneemster had dus uiterlijk op 28 mei vóór 24.00 uur haar verzoekschrift moeten hebben ingediend. Nu het verzoekschrift was ingediend op 30 mei, was de werkneemster te laat. De rechter kon het verzoekschrift niet in behandeling nemen. En de werkneemster ontving dus ook geen transitievergoeding.
 

Dit artikel is geschreven door mr. Marieke Frank van Knuwer Advocaten. Marieke Frank is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en houdt kantoor op de vestiging van Knuwer advocaten in Den Helder.

 

Contactgegevens:

Telefoon: 0223-239012

E-mail: frank@knuwerdenhelder.nl