Het zijn gekke tijden. (Corona)Nood breekt wet.

Harm van Lingen
07 oktober 2020


Kerken blijven/bleven open met een beroep op de vrijheid van godsdienst zoals opgenomen in de Grondwet. Die Grondwet hebben we inderdaad al een tijdje en die kan je niet zo maar opzij zetten. Maar in diezelfde  Grondwet staat ook dat iedereen gelijk is voor de wet, ongeacht  (o.a.) iemands geloof. Gelden veiligheidsvoorschriften (die er ook zijn ten behoeve van diegenen die op maandagochtend de zondagse kerkgangers weer tegenkomen) dus niet ook evengoed voor geloofsbelijdenis ?  In de afgelopen decennia zijn veel zaken beoordeeld op hun zorgvuldigheid qua procedure. Hoe kom je op een verantwoorde manier  tot besluiten die ingrijpend zijn. Maar hoe doe je dat in tijden van Corona-crisis ?

Ook bij het gedwongen opnemen van iemand vanwege psychische problemen komen grondrechten aan de orde. In dat kader is relevant dat een dergelijke crisismaatregel pas kan worden opgelegd nadat  en op basis van een beoordeling door een psychiater  die de persoon in kwestie  persoonlijk heeft gesproken en heeft onderzocht,  en, indien van toepassing, uiteenzet waarom dat persoonlijk onderzoek niet mogelijk is geweest (bijvoorbeeld omdat iemand niet meewerkt). Aldus volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. op basis van artikel 5 van het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).  

Hoe hiermee om te gaan in corona-tijd, waarin een persoonlijk onderzoek niet mogelijk is door de COVID-19-maatregelen ? De Hoge Raad heeft op 25 september 2020 moeten oordelen over een gedwongen opname eind maart 2020, waarbij een persoonlijk onderzoek in fysieke aanwezigheid niet mogelijk was vanwege de COVID-maatregelen. Bovendien was beeldbellen in de betreffende accommodatie (waar de persoon in kwestie verbleef) toen nog niet mogelijk. Desalniettemin blijkt uit de verklaring van de psychiater dat uit het -wel mogelijke- telefonische contact zodanige informatie is verkregen dat de psychiater van mening is dat hij/zij voldoende inzicht heeft kunnen krijgen in de actuele gezondheidstoestand en de noodzaak van de crisismaatregel. Weliswaar is er een Tijdelijke Wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, waarin is bepaald: “Indien in verband met de uitbraak van COVID-19 in burgerlijke en bestuursrechtelijke gerechtelijke procedures het houden van een fysieke zitting niet mogelijk is, kan de mondelinge behandeling plaats vinden door middel van een tweezijdig  elektronisch communicatiemiddel”.  Maar in de Memorie van Toelichting bij die wet is specifiek ten aanzien van de Wvggz (wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) bepaald dat er een eigen regime is dat inhoudt dat betrokkenen fysiek/face tot face moet worden gehoord.

De Hoge Raad heeft het allemaal goed gevonden omdat de bedoeling van de wetgever zou zijn geweest dat, als de gewone weg niet mogelijk is, er steeds moet worden gekozen voor een alternatief voor persoonlijk contact dat in de gegeven omstandigheden wel mogelijk is en zo veel mogelijk recht doet aan de belangen van de betrokkene. Bovendien wijst de Hoge Raad er op dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren werd gewaarborgd door de deelname van de advocaat van de persoon in kwestie aan de telefonische behandeling.

Tja, nood breekt wet. Het zijn gekke tijden.  Daarom begeef ik mij voor de gelegenheid ook maar eens een beetje buiten mijn eigen rechtsgebied.

Harm van Lingen is advocaat aansprakelijkheids- en contractenrecht bij Knuwer advocaten in Alkmaar. U kunt hem (onder normale omstandigheden (!) bereiken via 072-2001043 of via harmvanlingen@knuwer.nl