Werknemer mishandelt collega (en ex-partner) en steekt haar woning in brand, waarvoor hij in detentie geraakt. Toch heeft hij recht op loon. Hoe zit dat?

Ronald Muurlink
23 december 2021
Arbeidsrecht

Werknemer mishandelt collega (en ex-partner) en steekt haar woning in brand, waarvoor hij in detentie geraakt. Toch heeft hij recht op loon. Hoe zit dat?

Inleiding

In dit artikel bespreek ik een situatie, waarin sprake is van een drama dat zich heeft afgespeeld in de privésfeer, maar ook een arbeidsrechtelijk aspect kent. De ambtenaar-werknemer was werkzaam bij een gemeente in Friesland en heeft op enig moment een affectieve relatie met een collega gekregen. Die relatie heeft slechts kort geduurd en heeft uiteindelijk geresulteerd in een ernstig incident dat in de nacht van 26 op 27 april 2020 heeft plaatsgevonden. De ambtenaar-werknemer heeft de collega thuis opgezocht, zeer zwaar mishandeld en de woning waar de collega met haar dochtertje woonde in brand gestoken. Nog dezelfde dag is de ambtenaar-werknemer aangehouden en in voorlopige hechtenis geplaatst in afwachting van de behandeling van de strafzaak. Uiteindelijk is hij in de strafzaak veroordeeld tot 13 jaar cel. Op 26 april 2021 heeft de meervoudige strafkamer dit vonnis gewezen.

 

De werkgever heeft in een brief van 30 april 2020 de ambtenaar-werknemer geschorst op grond van artikel 11.4 van de CAO gemeenten voor zijn werkzaamheden tot 13 mei 2020. Hem is tevens de toegang tot de gebouwen ontzegd en hem is verboden om contact op te nemen met collega’s. Deze schorsing is op 12 mei 2020 met twee weken verlengd. Daarna is op 26 mei 2020 de schorsing verlengd tot 1 september 2020 en het voornemen kenbaar gemaakt om de salarisbetaling te staken, omdat betrokkene geen arbeid verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor zijn rekening dient te komen. In deze brief wordt echter ook aangegeven dat de termijn tot 1 september 2020 wordt gegeven, zodat de werknemer en zijn gezin de gelegenheid hebben om op dit inkomensverlies vooruit te lopen . De gemeente heeft in de brief d.d. 24 augustus 2020 herhaald dat de salarisbetaling stopgezet zal gaan worden. Daarna heeft de echtgenote van de ambtenaar-werknemer verzocht om hervatting van de loonbetaling, welk verzoek door de gemeente is afgewezen.

 

De procedure bij de kantonrechter

 

Op 5 februari 2021 heeft de gemeente verzocht om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden, op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer heeft op zijn beurt een zelfstandig tegenverzoek gedaan, (samengevat) inhoudende een veroordeling tot betaling van achterstallig salaris over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging (50 procent over het achterstallig loon), de wettelijke rente en een integrale proceskostenvergoeding. De kantonrechter ontbindt in de beschikking d.d. 4 mei 2021 de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2021 op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en onder toekenning van een transitievergoeding. Verder wijst de kantonrechter de loonvordering van de werknemer toe voor de periode van 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10 procent.

 

De procedure bij het gerechtshof

 

De gemeente gaat in hoger beroep en heeft slechts één grief. In de kern komt het erop neer dat de gemeente stelt dat de kantonrechter ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat de schorsing niet op 1 september 2020 is geëindigd, zodat vanaf die datum geen aanspraak meer op loon bestond.

Het gerechtshof overweegt dat voorop staat dat de werknemer gedetineerd is en dat dit de primaire en fundamentele oorzaak is die aan het verrichten van zijn werkzaamheden in de weg staat. Verder overweegt het gerechtshof dat deze reden van niet werken (dus de detentie) in het kader van de risicoverdeling ex artikel 7:628 BW in redelijkheid voor rekening van de werknemer moet komen. Dat betekent dat de werkgever geen loon is verschuldigd over de periode van detentie van de werknemer. Het gerechtshof overweegt bovendien dat het schorsen van de werknemer voor zijn werkzaamheden nadat hij in detentie is geraakt de risicoverdeling ex artikel 7:628 BW in beginsel niet doet kantelen. Echter, in dit geval leidt de schorsing wel tot een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Dat vloeit voort uit hetgeen in de CAO Gemeenten is opgenomen ten aanzien van de schorsingsregeling en onder welke voorwaarden dat dient te geschieden. Bovendien brengen de in de correspondentie van de gemeente gekozen formuleringen met zich dat ondanks de detentie, de werknemer toch recht heeft op doorbetaling van het loon. Het gerechtshof deelt overigens niet het standpunt van de kantonrechter dat de schorsing ook na 1 september 2020 heeft voortgeduurd, omdat uit de correspondentie die is gevoerd geen ander conclusie mocht worden getrokken dan dat na die datum de schorsing zou zijn geëindigd, alsook de loonbetalingsverplichting.

 

Wat leert deze uitspraak ons?

 

Allereerst natuurlijk dat het van groot belang is dat in dit soort gevallen helder en duidelijk wordt gecommuniceerd. Het voelt natuurlijk niet goed dat in een situatie als hierboven beschreven, een werknemer recht behoudt op doorbetaling van zijn salaris. Volstrekt helder is namelijk dat de werknemer zijn werkzaamheden niet kon uitvoeren en dat gedurende lange tijd. In de CAO Gemeenten is in artikel 11.4 bepaald dat de werkgever de werknemer kan schorsen als (1) tegen hem een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld of (2) bedrijfs- of dienstbelangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om een “kan-bepaling”, hetgeen betekent dat de werkgever hierin een vrije keuze heeft. Het is dus geen verplichting van het bestuursorgaan om op grond van voornoemde bepaling de werknemer te schorsen of gedurende de detentie geschorst te houden. Als de werkgever dat echter wel doet, dan geldt op grond van de cao ook een loonbetalingsplicht.

 

Het is mij niet helemaal duidelijk om welke reden(en) deze gemeente er niet voor heeft gekozen om de werknemer op staande voet te ontslaan, dan wel ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen wegens (ernstig) verwijtbaar handelen en/of een verstoorde arbeidsverhouding. Een zeer zware mishandeling (poging tot doodslag is bewezen) en een opzettelijke brandstichting met levensgevaar voor ex-vriendin en haar dochtertje (ook bewezen) lijken mij toch omstandigheden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Bovendien lijkt mij schorsing ook niet de meest logische route, omdat de werknemer in hechtenis was genomen en om die reden sowieso niet op het werk kon verschijnen. De uitspraak van het gerechtshof maakt duidelijk dat de risicoverdeling van de loonbetaling in het nadeel van de werknemer uitpakt bij detentie, waarmee de aanspraak op loon wegvalt.

 

Vindplaats:

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Leeuwarden, 6 december 2021, ECLI: ECLI:NL:GHARL:2021:11189.

 

Dit artikel is geschreven door mr. Ronald Muurlink van Knuwer Advocaten te Alkmaar.

In het geval u als werkgever of als werknemer vragen heeft die op bovenstaande problematiek betrekking hebben, dan wel andere vragen heeft die arbeidsrechtelijk of sociaal verzekeringsrechtelijk van aard zijn, kunt u contact met mij opnemen.

Ronald richt zich in zijn praktijk op ondernemers en particulieren en houdt kantoor op de vestiging van Knuwer advocaten Alkmaar te Alkmaar.

Meer informatie over Ronald kunt u vinden op: https://knuwer.nl/advocaten/ronald-muurlink

Contactgegevens:

muurlink@knuweralkmaar.nl

Tel: 072-2001045 (direct)