Centrale Raad van Beroep ontwikkelt uitgangspunten hoe de rechter om dient te gaan met medische rapporten en medische adviezen van verzekeringsartsen van het UWV (uitwerking arrest Korošec).
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als allround medewerker in de bouw voor 40 uur per week. Nadat het Uwv aanvankelijk had geweigerd betrokkene voor een Ziektewetuitkering toe te kennen, is – nadat daartegen bezwaar en beroep was aangetekend – alsnog een uitkering toegekend. In het kader van de beroepsprocedure had betrokkene een rapport van een orthopedisch chirurg ingebracht. Dit rapport vormde aanleiding van het gewijzigd standpunt van het UWV. Na het einde van de wachttijd wordt betrokkene in het kader van de Wia-beoordeling minder dan 35 procent arbeidsongeschikt geacht. Hiertegen tekent betrokkene bezwaar, beroep en uiteindelijk hoger beroep aan.
Beroep op Korošec-arrest
In hoger beroep heeft betrokkene vooropgesteld dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig onderzoek door de verzekeringsarts van het UWV ten grondslag ligt. Meer in het bijzonder heeft betrokkene aangevoerd dat het UWV onvoldoende acht heeft geslagen op de medische gegevens die uit de procedures in verband met de weigering van het ziekengeld zijn verkregen. Met een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 8 oktober 2015, Korošec) heeft betrokkene betoogd dat de rechtbank het beginsel van de equality of arms heeft miskend door niet over te gaan tot benoeming van een deskundige of in elk geval de orthopedisch chirurg, die eerder in de Ziektewetzaak had gerapporteerd, te raadplegen. Betrokkene heeft daartoe betoogd dat er in de beoordelingssystematiek van het UWV altijd een zekere mate van ongelijkheid bestaat en dat het idee lijkt te overheersen dat de verzekeringsarts overal verstand van heeft. Betrokkene heeft zelf niet opnieuw de chirurg ingeschakeld, omdat de kosten te hoog waren.
Korošec nader beschouwd
In het arrest Korošec is, onder verwijzing naar eerder arresten van het EHRM, overwogen dat voor de ’neutrality’ van een door de (bestuurs)rechter benoemde (medisch) deskundige de volgende factoren van belang zijn:
- de aard van de aan de deskundige opgedragen taak;
- de positie van de deskundige in de hiërarchie tot het betrokken bestuursorgaan, en
- de rol van de deskundige in de procedure, in het bijzonder het gewicht dat door de rechter aan het deskundigenoordeel wordt toegekend.
Het EHRM heeft in het arrest Korošec en in het arrest Spycher bepaald dat deze factoren ook van belang zijn bij de beoordeling van de onpartijdigheid van medisch deskundigen die in opdracht van een bestuursorgaan een advies uitbrengen en waarbij die adviezen een rol spelen in de rechterlijke procedure. Het EHRM benadrukt dat het recht op een eerlijk proces onder andere omvat dat elke partij een redelijke kans of gelegenheid krijgt om haar zaak te bepleiten zonder dat er sprake is van een substantieel ongelijke positie ten opzichte van de wederpartij.
Oordeel Centrale Raad van Beroep
De CRvB oordeel dat er in beginsel sprake is van een ongelijke positie van betrokkene ten opzichte van de verzekeringsarts van het UWV. Als gevolg van het gegeven dat een verzekeringsarts in dienstbetrekking tot het UWV staat, dan wel anderszins een overeenkomst heeft met het UWV als procespartij, kan twijfel rijzen aan de onpartijdigheid van deze verzekeringsarts. Dit kan zich ook voordoen bij andere deskundigen die in opdracht van het UWV onderzoek verrichten. Dit betekent dat een betrokkene in zoverre in beginsel niet in een gelijke positie ten opzichte van het UWV verkeert.
Taak bestuursrechter
Uit de genoemde arresten van het EHRM vloeit onder meer voort dat de twijfel aan de onpartijdigheid van de medisch deskundige niet leidt tot een schending van artikel 6 EVRM als deze twijfel niet objectief kan worden gestaafd. In dat kader is van belang dat het de taak van de bestuursrechter is om zo nodig compensatie te bieden indien een partij niet in een gelijke positie verkeert ten opzichte van de wederpartij. De toetsing wordt bepaald door de gronden die een betrokkene aanvoert tegen de medische onderbouwing van de besluitvorming en het bewijs dat een betrokkene in dat verband aanvoert. Er zijn drie stappen die door de bestuursrechter moeten worden doorlopen:
Stap 1: De zorgvuldigheid van de besluitvorming
De rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn.
Stap 2: Equality of arms
In verband met de twijfel aan de onpartijdigheid van de verzekeringsartsen van het UWV bij de vaststelling van de voor de betrokkene in aanmerking te nemen beperkingen, moet de rechter de vraag beantwoorden of de betrokkene voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. De betrokkene kan in dit geval bijvoorbeeld alsnog de gelegenheid krijgen om (medische) gegevens in te brengen of in de gelegenheid gesteld worden om zelf een deskundige in te schakelen. Daarbij kan van de bestuursrechter worden gevergd dat deze verduidelijkt wat nodig is.
Als het de betrokkene in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen geen nadere medische stukken ter onderbouwing van zijn (hoger) beroep te hebben ingediend of de bestuursrechter de door betrokkene ingediende stukken naar hun aard niet geschikt acht om twijfel te zaaien aan de rapporten van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld omdat een behandelend arts genoodzaakt is de informatie beperkt te verstrekken, ligt het op de weg van de bestuursrechter betrokkene voor deze bewijsnood zo nodig compensatie te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van benoeming van een onafhankelijke (medisch) deskundige.
Stap 3: Inhoudelijke beoordeling
Een betrokkene kan door zijn gemotiveerde betwisting van wat is geconcludeerd over zijn mogelijkheden en beperkingen voor het verrichten van arbeid twijfel doen ontstaan over de juistheid van de beoordeling door het UWV. Als twijfel aan de juistheid van de beoordeling – na een eventuele reactie van het UWV – niet bij de bestuursrechter wordt weggenomen kan ook daarin reden bestaan dat de bestuursrechter een (medisch) deskundige benoemt.
Bij afwijzing van het verzoek om een deskundige in te schakelen moet de bestuursrechter motiveren waarom hij zich op basis van de door partijen ingebrachte medische informatie voldoende in staat acht het tussen hen bestaande geschil te beslechten.
Eindoordeel Centrale Raad van Beroep
De CRvB past de stappen toe en stelt vast dat het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest. Verder geeft de CRvB aan dat betrokkene voldoende ruimte heeft gehad om in de beroepsfase (nadere) medische stukken in te dienen ter onderbouwing van zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. In hoger beroep heeft betrokkene evenmin nadere medische stukken ingediend en heeft hij ermee volstaan te verwijzen naar het door hem in de ZW-procedure ingebrachte deskundigenrapport van orthopedisch chirurg. Van een schending van equality of arms is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding is tot benoeming van een deskundige. De door betrokkene naar voren gebrachte grond dat sprake is van schending van equality of arms omdat hij de kosten van het opnieuw inschakelen van een orthopedisch chirurg als deskundige niet kan dragen, kan daarom niet slagen.
Vindplaats
Centrale Raad van Beroep d.d. 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gelijktijdig uitspraak gedaan over het toetsingskader van de bestuursrechter waarbij medische adviezen aan de orde zijn. Deze uitspraak is gepubliceerd. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is te vinden onder ECLI:NL:RVS:2017:1674.
Auteur
Dit artikel is geschreven door mr. Ronald Muurlink.
Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken dan kunt contact met hem opnemen of één van de andere leden van onze vakgroep Arbeidsrecht;
Advocaten:
Alkmaar : Ronald Muurlink, Roel van Velzen.
Den Helder : Marieke Frank.