Is allocatiefunctie vereist voor het aannemen van een uitzendovereenkomst? De Hoge Raad doet uitspraak!

Nieuws

Ronald Muurlink
07 november 2016
Arbeidsrecht


Knuwer advocaten heeft in samenwerking met RSM op 30 maart jl. in het AFAS Stadion en op 13 mei 2016 te Heerhugowaard in Babylon een lezing gegeven, waarin onder meer de flexibele arbeidsverhoudingen werden besproken. Er is toen aandacht gegeven aan de juridische status van payrolling en of deze rechtsverhouding al dan niet als een uitzendovereenkomst gekwalificeerd kan worden. Er liepen op dat moment daarover twee procedure bij de Hoge Raad der Nederlanden en in beide zaken had de Advocaat-Generaal een conclusie (advies) gepubliceerd, maar de beslissing van de Hoge Raad was toen nog niet bekend. Op 4 november jl. heeft ons hoogste rechtscollege de knoop doorgehakt en daarmee duidelijkheid gegeven voor de praktijk. Er is geen allocatiefunctie vereist om een uitzendovereenkomst aan te kunnen nemen. Onder allocatiefunctie wordt verstaan, hetzij in de zin van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid, hetzij – meer in het bijzonder – in de zin van het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid zoals vervanging van werknemers tijdens ziekte of andere afwezigheid, het opvangen van piekuren of soortgelijke plotseling opkomende werkzaamheden. De Hoge Raad oordeelt dat uit de wetsgeschiedenis niet kan worden afgeleid dat voor het aannemen van een uitzendovereenkomst andere vereisten gelden dan vermeld in deze wettelijke bepaling zelf. De tekst van art. 7:690 BW eist niet dat de bij de derde te verrichten arbeid tijdelijk is, noch impliceert deze een beperkende ‘allocatiefunctie’ als door het onderdeel wordt bepleit. Uit de toelichting op het artikel blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat ook andere driehoeksrelaties dan de – kort gezegd – ‘klassieke uitzendrelatie’ onder de reikwijdte van de bepaling zouden vallen, mits aan de begripsomschrijving wordt voldaan (Kamerstukken II 1996-1997, 25 263, nr. 3, p. 9-10). Daarmee heeft de Hoge Raad de conclusie van de Advocaat – Generaal gevolgd. Als de wetgever de payrollconstructie anders gekwalificeerd wil zien, dan is het hem om daarvoor regelgeving op te stellen. De beslissing geeft voor de praktijk de vereiste duidelijkheid en voor payrollbedrijven zal dit veel consequenties hebben. Zij zijn gebonden aan de uitzendcao, maar ook fiscaal en premietechnisch heeft deze uitspraak de nodige gevolgen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat payrollbedrijven voor de premieindeling behoren te worden ingedeeld in de sector Uitzendbedrijven. De uitspraak past in de lijn om zogenaamde schijnconstructies zoveel als mogelijk tegen te gaan. Dit artikel is geschreven door mr. Ronald Muurlink. Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken dan kunt contact met hem opnemen of één van de andere leden van onze vakgroep Arbeidsrecht; Advocaten Alkmaar       : Ronald Muurlink, Roel van Velzen. Advocaten Den Helder : Arthur Sweens, Marieke Frank.   Bovenstaande uitspraken zijn is te vinden op rechtspraak.nl onder nummer: ECLI:NL:HR:2016:2356 en ECLI:NL:HR:2016:2496