Schadevergoeding na onterechte loonsanctie door UWV

Nieuws

Ronald Muurlink
14 december 2015
Arbeidsrecht


Als een werknemer arbeidsongeschikt raakt, dan dienen werkgever en werknemer met elkaar de nodige re-integratieinspanningen te verrichten, teneinde de duur van arbeidsongeschiktheid zo kort mogelijk te houden. Mocht terugkeer in het eigen werk niet mogelijk zijn, dan zal moeten worden bekeken of re-integratie in ander passend werk bij de eigen werkgever kan. Indien dat niet tot de mogelijkheden behoort, dan moet worden geprobeerd om de arbeidsongeschikte werknemer buiten de organisatie te laten re-integreren. Het gaat hier om zogenaamde “poortwachtersverplichtingen”. In het geval de werknemer arbeidsongeschikt blijft, zal een aanvraag bij het UWV worden ingediend voor een uitkering op grond van de Wia. Voorafgaand aan de inhoudelijke Wia-beoordeling, zal het UWV toetsen of werkgever en werknemer gedurende de eerste 104 weken hebben voldaan aan hun re-integratieinspanningen. Als het UWV oordeelt dat dit niet het geval is en er is daarvoor geen deugdelijk grond aanwezig, dan zal het UWV een loonsanctie opleggen. Dit houdt in dat het UWV de loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte met ten hoogste 52 weken verlengt. Het loonsanctiebesluit van het Uwv leidt ertoe dat deze werknemer gedurende de periode van de loonsanctie recht behoudt op loon en dat het opzegverbod tijdens ziekte blijft bestaan. De werkgever blijft gedurende die periode ook belast met de verplichting de inschakeling van de werknemer in passende arbeid in zijn eigen bedrijf of in het bedrijf van een andere werkgever te bevorderen. Pas als (alsnog) aan de verplichtingen is voldaan, kan een verzoek aan het UWV worden gedaan om de loonsanctie op te heffen. Hoe zit het als het UWV ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd? Is het UWV dan aansprakelijk voor alle schade die de werkgever daardoor heeft geleden? De Centrale Raad van Beroep heeft hierover op 9 december 2015 een tweetal uitspraken gedaan, waarin uiteen wordt gezet welk deel van de schade wel en welk deel niet het rechtstreekse gevolg is van de onterecht opgelegde loonsanctie. De werkgever claimt het volledige loon (vermeerderd met werkgeverslasten). Het loon aan de werknemer was aangevuld tot 100 procent. Verder worden extra kosten voor de HR-manager, extra kosten voor de casemanager, extra kosten voor de bedrijfsarts, advocaatkosten en de wettelijke rente gevorderd. Kortom werkgever claimt volledige schadevergoeding. Het UWV stelde zich op het standpunt dat de schadevergoeding beperkt dient te zijn tot hetgeen de werkgever gedurende het ziektejaar verplicht was te betalen, waarbij wordt verwezen naar de cao. Daarin zijn geen aanvullingsregelingen opgenomen voor het derde ziektejaar. De CRvB wijst erop dat het in beginsel zo is dat de schadevergoeding zodanig moet zijn dat de schuldeiser in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als het onterechte besluit niet had plaatsgevonden. Echter, er moet een rechtstreeks verband zijn met de opgelegde loonsanctie. Het kan dan volgens de CRvB uitsluitend gaan om betalingen waartoe de werkgever uit hoofde van de arbeidsovereenkomst gedurende het derde ziektejaar verplicht was. In de cao was geen aanvullingsverplichting gedurende het derde ziektejaar opgenomen, zodat deze aanvulling niet als schade kon worden aangemerkt. Het gaat derhalve om 70 procent van het loon, vermeerderd met werkgeverslasten, welke voor toewijzing vatbaar is. Ook de kosten voor de HR-manager worden afgewezen, omdat de manager in dienstbetrekking stond en er zodoende geen extra kosten zijn gemaakt. Ter zitting is een schikking bereikt over de extra kosten van de bedrijfsarts, zodat de Raad zich hier niet over hoefde uit te spreken. Het lijkt erop dat deze kosten wel voor toewijzing vatbaar kunnen zijn. De geclaimde advocaatkosten worden afgewezen, (mede) omdat het bestuursrecht een eigen forfaitair en limitatief systeem voor de vergoeding van proceskosten kent. Overigens heeft de CRvB al eerder geoordeeld (4 december 2013 (ECLI:NL:CRvB:2013:2674) dat door de werkgever betaalde pensioenpremie (deels) als schade kan worden beschouwd. Deze uitspraak is te vinden op Rechtspraak.nl (CRvB 9 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4452). Op dezelfde datum heeft de Centrale Raad van Beroep in een andere schadevergoedingskwestie, waarin het UWV eveneens ten onrechte een loonsanctie opgelegd, uitspraak gedaan. In deze vorderde werkgever premie WGA-hiaatverzekering, premie ANW-gatverzekering en een bedrag van € 2.234,40 aan de werknemer betaalde reiskosten in het loonsanctiejaar. De CRvB hanteert dezelfde toetsingsmaatstaf en wijst de vorderingen van de werknemer toe. Deze uitspraak is te vinden op rechtspraak.nl (CRvB 9 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4236 ). De uitspraken maken in ieder geval duidelijk dat goed opgelet moet worden met extra aanvullingen op salaris tijdens het zogenaamde derde ziektejaar. Als later blijkt dat het UWV een onrechtmatig besluit heeft genomen, is de schadevergoeding beperkt tot de schade die het rechtstreekse gevolg is van het besluit. Voor extra vergoedingen is geen ruimte.

Dit artikel is geschreven door mr. Ronald Muurlink. Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken dan kunt contact met hem opnemen of één van de andere leden van onze vakgroep Arbeidsrecht.

Knuwer advocaten Alkmaar : Ronald Muurlink, Roel van Velzen.
Knuwer advocaten Den Helder : Marieke Frank.