Een erfgenaam, die een nalatenschap zuiver aanvaardt, wordt aansprakelijk voor de tot die nalatenschap behorende schulden. Dat geldt niet voor een erfgenaam die beneficiair aanvaardt. De erfgenaam, die zich gedraagt alsof hij zuiver heeft aanvaard, kan niet meer beneficiair aanvaarden en wordt dan dus automatisch aansprakelijk voor de schulden van de erflater. Een nogal sprekend geval, waarin deze problematiek speelde, is recent beoordeeld door de Hoge Raad. Een echtpaar had drie kinderen. Nadat de vader overleed kregen de kinderen ieder een vordering op hun moeder van circa € 11.000,--; opeisbaar na haar overlijden. Na het overlijden van de moeder bleek zij twee kinderen tot erfgenaam te hebben benoemd en de derde te hebben onterfd. Ongeveer een maand na het overlijden van moeder legden de twee erfgenamen een verklaring van beneficiaire aanvaarding af. Het derde (onterfde) kind stelde een vordering in tegen de andere twee tot betaling van de vordering van € 11.000,--. Volgens dit kind konden de andere twee niet meer beneficiair aanvaarden, omdat zij zich eerder al hadden gedragen alsof zij zuiver hadden aanvaard. Zij hadden nl., op de dag van het overlijden van moeder, met hun partners, terwijl zij bezig waren met de voorbereiding van de uitvaart, in een restaurant iets gegeten en de kosten ervan (€ 119,--) betaald door gebruik te maken van de pinpas van moeder. Nadat de kantonrechter de vordering afwees, werd in hoger beroep de vordering alsnog toegewezen. Het gerechtshof oordeelde dat, hoe gering het bedrag ook was, de twee erfgenamen gelden van de nalatenschap verbruikt hadden te eigen behoefte en er dus als heer en meester over hadden beschikt. Zij konden volgens het gerechtshof vervolgens niet meer rechtsgeldig beneficiair aanvaarden. De Hoge Raad benaderde de zaak anders en oordeelde dat tot de handelingen die er op zijn gericht de overledene een passende uitvaart te bezorgen, een overleg op de sterfdag kan worden gerekend. Het maken van redelijke kosten daarvoor ten laste van de nalatenschap kan dan niet worden aangemerkt als een daad van zuivere aanvaarding. De kosten van een maaltijd, als in dit geval, kunnen volgens de Hoge Raad onder omstandigheden tot zodanige kosten worden gerekend. Hier was volgens de Hoge Raad sprake van dergelijke omstandigheden en moesten de kosten ervan worden gerekend tot de kosten van de uitvaart. Daarmee bleef de beneficiaire aanvaarding overeind en werd de vordering tot betaling van € 11.000,-- alsnog afgewezen. De omstandigheden waar de Hoge Raad in dit geval rekening mee hield waren (1) dat de erfgenamen en hun partners op de sterfdag van de moeder haar uitvaart hadden geregeld vanuit haar huis (in een andere woonplaats dan de erfgenamen), (2) dat er geen eten of drinken in het huis van de moeder was en (3) dat men vanwege het regelen van de uitvaart te ver van huis was om thuis te eten. Ondanks deze uitspraak van de Hoge Raad blijft voor iedere erfgenaam, die overweegt om beneficiair te aanvaarden, voorzichtigheid geboden. In dit geval hebben de bovengenoemde omstandigheden de erfgenamen ‘gered’. Als de omstandigheden een beetje anders waren geweest, zou de zaak mogelijk heel anders zijn beoordeeld. De Hoge Raad was kennelijk van oordeel dat € 119,-- voor een etentje voor 4 personen een redelijk bedrag was. De uitspraak van de Hoge Raad leert ons niet waar de grens ligt van die redelijkheid. Het advies aan erfgenamen, die beneficiair willen aanvaarden is derhalve om daar niet te lang mee te wachten en ondertussen geen handelingen te verrichten, die zouden kunnen worden uitgelegd als een daad van zuivere aanvaarding. Beneficiaire aanvaarding geschiedt overigens door het afleggen van een verklaring op de griffie van de rechtbank. Dit artikel is geschreven door mr. R.H.J. (René) van Gulick Mocht u nadere informatie willen over dit onderwerp of een afspraak willen maken, dan kunt contact opnemen met ons kantoor Alkmaar. Knuwer advocaten Alkmaar, mr. René van Gulick, 072-5127117, vangulick@knuwer.nl