Deksel op de neus na conflict (horeca)ondernemer met de gemeente

Harm van Lingen
18 juni 2021
Ondernemings- en Faillissementsrecht, Aansprakelijkheidsrecht

Deksel op de neus na conflict (horeca)ondernemer met de gemeente

Eind 2020 schreef ik het artikel Knuwer | Doen van een tegenbod na eindvoorstel: Wat mag de gemiddelde (horeca)ondernemer van zijn advocaat verwachten?
 

Bij een onderhandeling met een gemeente wordt door de (horeca)ondernemer (bijgestaan door zijn advocaat) geprobeerd nog net iets meer uit de onderhandeling te halen, maar wordt er (door de advocaat) niet gewaarschuwd voor het risico dat het doen van een tegenbod impliceert dat het bod van de ander wordt afgewezen en dat je dus de kans loopt dat je met lege handen komt te staan.
 

De rechtbank en het Hof vonden dat de ondernemer dat wel had kunnen en moeten begrijpen en dat de advocaat geen blaam trof. De Hoge Raad ziet dat echter anders (net als de advocaat-generaal in zijn advies). Volgens de Hoge Raad is onvoldoende door het Hof gemotiveerd uitgelegd waarom het (volgens het Hof) voor de ondernemer wel duidelijk had moeten zijn dat het niet “zuiver” aanvaarden van het voorstel (maar het doen van een aanpassing daarin betreffende het ook nog vragen van een vergoeding van de deskundigenkosten) het risico mee brengt dat hij met lege handen zou kunnen komen te staan. Dat is vooral onvoldoende duidelijk gezien enkele specifieke omstandigheden van het geval, waarbij de volgende n.m.m. het meest opvallend zijn:

  •  dat het eindbod niet van tafel mocht vanwege de moeilijke financiële situatie van de ondernemer;
  • dat de deskundigenkosten, waarvan ook nog vergoeding gevraagd werd in het staartje van de onderhandelingen,  van ondergeschikte betekenis waren;
  • dat de advocaat in een mail de indruk heeft gewekt dat ook na het tegenvoorstel het eindbod van de gemeente nog wel geaccepteerd zou kunnen worden.

Die laatste omstandigheid lijkt mij daarbij van cruciaal belang.
 

Kortom: als advocaat ben je de hoeder van het belang van je cliënt. Daarbij moet je onnodige risico’s vermijden. Risico’s die toch genomen (moeten) worden, moeten weloverwogen genomen worden. En daarover moet je de cliënt goed informeren. Wat je vooral niet moet doen, is de cliënt de indruk geven  dat het wel ‘los zal lopen’. Wellicht dat het uiteindelijk (10-11 jaar later) toch alsnog wel ‘los loopt’ voor de horecaondernemer, maar dan in die zin dat de aansprakelijkheidsverzekering van de advocaat gaat bijspringen.
 

De les is: als je het onderste uit de kan wil halen, dan kan je (als ondernemer of als advocaat van de ondernemer) het deksel van de kan op de neus krijgen. Gezien de herkomst van dat spreekwoordelijke gezegde is dat de horecaondernemer wellicht weer beter bekend dan de advocaat.
 

Harm van Lingen is advocaat aansprakelijkheidsrecht en contractenrecht bij Knuwer advocaten Alkmaar. Voor juridisch advies kunt u contact opnemen via: harmvanlingen@knuweralkmaar.nl of 072-2001043.